Dit wordt geconcludeerd op basis van een post-hoc test. Zie pagina 883 in Hartley: de tweede alinea onder het kopje “Effects of Between-Subjects variations in performance. Even een vrije vertaling/interpretatie:
Omdat ze wel een negatieve correlatie hadden gevonden tussen the head of the CN en performance tijdens way-finding ondersteunde dit het idee dat goede navigatoren het juiste hersendeel activeren bij de juiste taak. Hierna liet een post-hoc
test zien dat er een correlatie was tussen performance en CN activatie tijdens de route-following tov de trail-following.
Dus ik zou zeggen voor een uitmuntend moeten ze wel doorhebben dat een post hoc test was, maar als ze gewoon zeggen dat CN activiteit correleerde met minder fouten op de route-following, hartstikke goed ;).
Dit dacht ik in ieder geval..
Grs,
Brit
B.C.E.Giesbertz, MSc
Docent Academische Basisvaardigheden Psychobiologie
College of Science
Universiteit van Amsterdam
Science Park 904, 1098 XH Amsterdam
Kamer C2.159a
Postvak C2.161
T: 020 525 7090
Werkdagen: di-vr
From: Mostert, Jeanette [mailto:J.C.Mostert@uva.nl]
Sent: donderdag 19 november 2015 11:55
To: abv-pb@list.uva.nl
Subject: [Abv-pb] Fout in voorbeeldopzet?
Hi allen,
Er staat een fout in de voorbeeld opzet, namelijk: “Een sterke BOLD respons van de caudate nucleus was gecorreleerd met een kleine afwijking van de ideale route tijdens de non-spatiële taak.” (Hartley, deelvraag 2). Omdat op de non-spatiele
taak er een ceiling effect was, konden correlaties tussen performance en activiteit niet worden gemeten.
Eigenlijk is het dus best lastig om de resultaten van Hartley te bespreken bij de deelvraag “welke hersengebieden zijn er betrokken bij non-spatieel navigeren?”. Er staat er wel 1 zinnetje in de discussie dat “better navigators activated
their hippocampus in wayfinding and the head of the caudate nucleus in route following” (p. 882), maar dat komt volgens mij helemaal niet zo uit de resultaten.
Snapt iemand van jullie het nog wel? ;)
Groetjes,
Jeanette